Wij zijn wat we doen
Op het schoolplein
Leefden we nog in twee werelden
Tot dat ene moment
En jij verbaast opkeek
Toen je mij zag
Mijn hart maakte een sprongetje
We stapten elkaars leven in
In de cadans van de treinrit
Gingen de oortjes uit
En vonden wij gehoor bij elkaar
Tussen mondig en bescheidenheid
Vinden wij onze balans
Van ons hart maken wij geen moordkuil
We zijn van recht door zee
En opgeruimd staat netjes
We zijn wat we doen
Dat kenmerkt ons
Laten er geen gras over groeien
We schreeuwen dit niet van de daken
Maar fluisteren ’t in elkaars oor.